Figuur 1 toont een meting op een CAN-bussignaal dat J1939-gecodeerde berichten bevat. De groene lijn in de grafiek is het CAN-signaal. Diverse CAN-berichten in dit signaal bevatten informatie over de motorsnelheid, die uit de berichten gehaald wordt met behulp van de J1939-decoder-I/O. De paarse lijn in de grafiek toont de motorsnelheidinformatie. Alleen op de momenten van de betreffende CAN-berichten bevat de motorsnelheid-uitgang van de J1939-decoder de motorsnelheidinformatie, de rest van de tijd is de uitgang niet gedefinieerd (in de grafiek weergegeven als nul), wat "gaten" in de lijn in grafiek veroorzaakt. Een Meter-sink gebruiken om bijvoorbeeld de minimum of gemiddelde motorsnelheid te bepalen zal resulteren in verkeerde uitlezingen als gevolg van deze gaten.
Door de Basissectie naar index-I/O met Continu ingeschakeld (standaard) te gebruiken, worden deze gaten met de laatst bekende geldige waarde ingevuld, zoals te zien is in de gele lijn in de grafiek. De meter toont nu realistische waarden.
Instellingen en acties
Om het gedrag van een Basissectie naar index-I/O aan te passen zijn diverse instellingen en acties beschikbaar. Deze zijn beschikbaar via een popupmenu dat getoond wordt als met rechts op de I/O geklikt wordt in het objectscherm. De instellingen zijn ook beschikbaar via een instellingenscherm dat wordt getoond als op de I/O wordt dubbel geklikt in het objectscherm. Klik op de Toon objectscherm-knop om het objectscherm te openen.
Het instellingenscherm toont standaard alleen de meest gebruikte instellingen. Als Geavanceerd wordt aangevinkt, wordt het uitgebreide scherm met alle instellingen getoond. Zie ook de programma-instellingen.
Positie
De instelling Positie bepaalt de positie van de uitgangsdata ten opzichte van de ingangswaardes. Standaard worden de uitgangswaarden gepositioneerd aan het begin van ingangswaardes, bijvoorbeeld CAN-berichten. Voorgedefinieerde waarden Begin (standaard), Midden en Eind zijn beschikbaar, evenals een instelling Zelf instellen.... De zelf in te stellen waarde verwacht een getal tussen 0 en 1, waar 0 overeenkomt met Begin en 1 met Eind.
Continu
De instelling Continu bepaalt of gaten worden ingevuld. Deze instelling staat standaard aan. Wanneer deze is uitgeschakeld, wordt de originele waarde vervangen door een één sample brede waarde op de positie bepaald door de positie-instelling.