Deze pagina geeft een lijst met betekenissen van termen die op deze website en in de TiePie engineering handleidingen voorkomen.
Wanneer een analoog signaal gesampled wordt met een te lage samplefrequentie, wordt een signaal met een verkeerde (schijnbare=alias) signaalfrequentie weergegeven. Dit wordt aliasing genoemd.
Een Arbitrary Waveform Generator is een functiegenerator die arbitraire (willekeurige) signalen kan opwekken.
Wanneer een onbekend signaal is verbonden met de oscilloscoop, is de eenvoudigste manier om de oscilloscoop in te stellen gebruik te maken van de auto setup-functie. Die zal diverse instellingen van het instrument aanpassen om het signaal op een bruikbare manier weer te geven.
De bandbreedte van een oscilloscoop of spectrum analyzer bepaalt tot welke frequentie signalen worden doorgegeven.
De common-mode rejection ratio (CMRR) geeft aan hoe goed de ingang in staat is een signaal dat op beide kanten van de ingang aanwezig is te onderdrukken.
Een datalogger (of transiënt recorder) is een direct registrerend instrument voor het weergeven van spanningen, uitgezet tegen de tijd (Yt) of tegen een andere signaalspanning (XY).
Een differentiële ingang is niet gerefereerd aan massa, maar beide kanten van de ingang zijn "zwevend".
Om het ingangsbereik van een differentiële ingang te vergroten, is een speciale differentiële verzwakker nodig.
Een oscilloscoop-meetmethode om sporadisch optredende signaalveranderingen vast te leggen.
Flankrigger kan gebruikt worden om op een opgaande of neergaande flank in het ingangssignaal te triggeren.
Forceer een trigger wanneer niet aan de triggervoorwaarden voldaan wordt.
Een functiegenerator is een instrument dat signalen kan genereren.
Het ingangsbereik van een kanaal bepaalt hoe groot de signalen zijn de gemeten kunnen worden.
Trigger op een periodiek signaal met een periodetijd korter of langer dan een vooraf ingestelde tijd, of binnen of buiten een ingesteld tijdvenster
De multimeter (of voltmeter) is een instrument dat een meting aan een signaal verricht en dan een of meer specifieke eigenschappen als getalswaarde weergeeft op een digitale of analoge meter.
Een oscilloscoop is een instrument voor het observeren van de exacte golfvorm van veranderende signalen. Gemeten signalen worden meestal uitgezet tegen de tijd (Yt) of tegen een ander signaal (XY) in een grafiek.
Pre-samples geldig bepaalt of alle alle pre-samples van een meting geldig zijn of niet.
Pretrigger maakt het mogelijk signalen voor het moment van triggeren vast te leggen.
Een oscilloscoop-probe is de verbinding tussen de ingang van een oscilloscoop en het te testen circuit.
Trigger op pulsen smaller/breder dan een vooraf ingestelde waarde.
De recordlengte bepaalt het aantal samples in een meting.
De resolutie bepaalt hoe nauwkeurig de amplitude van een signaal gemeten kan worden.
De frequentie waarmee de samples genomen worden, wordt de samplefrequentie genoemd, het aantal samples per seconde.
Wanneer een ingangssignaal bemonsterd wordt, worden samples (monsters) op vaste intervallen genomen.
De signaalkoppeling of ingangskoppeling bepaalt hoe het ingangssignaal aan het ingangscircuit wordt doorgegeven.
Single-ended ingangen zijn ingangen die aan massa gerefereerd zijn.
Een spectrum analyzer is een instrument de signaalgrootte grafisch uitzet tegen de frequentie.
De combinatie van samplefrequentie en recordlengte vormt de tijdbasis van een oscilloscoop.
de THD geeft de mate van harmonische vervorming van een signaal aan.
Trigger-time-out bepaalt de tijd dat het triggersysteem wacht op een trigger voordat een trigger geforceerd wordt.
De Triggerbron-instelling bepaalt welke triggersignalen gebruikt worden om te triggeren.
Oscilloscoop-kanaaltriggertypen kunnen een extra triggerconditie en bijbehorende triggerconditietijd hebben die een tijdvoorwaarde voor dat triggertype definiëren.
Triggeren bepaalt op vooraf ingestelde voorwaarden wanneer vastleggen en weergeven van ingangssignalen start.
De triggerhysterese bepaalt de minimale grootte van het ingangssignaal om een trigger op te wekken.
Triggerniveau bepaalt de minimale hoogte van het ingangssignaal om een trigger op te wekken.
De Triggerniveaumode bepaalt hoe het Triggerniveau wordt ingesteld.
Het triggertype bepaalt welke signaaleigenschappen een meting triggeren.
Met triggervertraging is het mogelijk een meting een gespecificeerde tijd na het triggermoment te starten.
Venstertrigger wordt gebruikt om te triggeren wanneer een signaal binnen of buiten een venster komt.