Introductie

Deze introductie geeft een aantal voorbeelden over de werking van de software. In de meeste voorbeelden wordt een Handyscope HS3 gebruikt, maar het is mogelijk andere instrumenten te gebruiken die door de Multi Channel oscilloscoop-software worden ondersteund.

Wanneer de Multi Channel oscilloscoop-software wordt gestart zonder instrument aangesloten, werkt het als demo-software.

Applicatie starten

Wanneer de applicatie gestart wordt ziet het er als volgt uit (figuur 1):

De Multi Channel meetsoftware na starten

Figuur 1: De Multi Channel meetsoftware na starten

Applicatiesecties

Het hoofdscherm van de applicatie is verdeeld in vier secties:

Toolbars

Direct onder het hoofdmenu bevinden zich een aantal toolbars. De eerste toolbar bevat veelgebruikte acties uit het bestandsmenu. De overige toolbars bevatten snelle functies om een meetinstrument snel te kunnen gebruiken als een standaard virtueel instrument: oscilloscoop, spectrum analyzer, data logger of voltmeter en andere functies in de software.

Instrumentbediening

Instrumenten kunnen worden bediend met de meetinstrumentbalk en de kanaalbalken. Deze balken zijn te zien tussen de grafiek en de toolbar. Meer informatie over instrumentbediening kan worden gevonden in de Instrumentbedieningsectie.

Grafieksectie

Onder de instrumentbediening zijn de grafiekschermen. In grafieken kunnen metingen, andere bronnen en uitgangen van I/O-blokken worden getoond. Een uitgang van een I/O-blok is bijvoorbeeld de gemeten data na een laagdoorlaatfilter. Meer informatie over grafieken kan worden gevonden in de grafieksectie.

Objectscherm

Links op het hoofdscherm staat het objectscherm. In het objectscherm kunnen de verschillende objecten worden gekoppeld. Het objectscherm is standaard gesloten, en kan worden geopend door op de Open Objectscherm Objectscherm-knop te klikken. Meer informatie over het objectscherm is te vinden in de objectschermsectie.

Invulvelden voor getallen

Op veel plaatsen in de software is het mogelijk een getalswaarde in te vullen, bijvoorbeeld om de versterking van een Versterking / Offset-I/O in te stellen.

Getallen invoeren kan op diverse manieren:

  • als standaard getal, bijvoorbeeld 1200
  • in wetenschappelijke notatie, bijvoorbeeld 1.2e3
  • met gebruik van voorvoegsels, bijvoorbeeld 1.2k of 1k2
  • als een expressie, bijvoorbeeld 10 * ( 100 + 20 )

Geldige voorvoegsels die kunnen worden gebruikt in de invulvelden zijn:

Voorvoegsel Naam Waarde
f femto 1e-15
p pico 1e-12
n nano 1e-9
µ of u micro 1e-6
m milli 1e-3
k kilo 1e3
M mega 1e6
G giga 1e9
T tera 1e12
P peta 1e15

Voorvoegsels zijn hoofdlettergevoeldig!

Expressies kunnen naast getallen ook haakjes (altijd in paren), constanten en wiskundige functies gebruiken. Deze zijn niet hoofdlettergevoelig. Ondersteunde constanten zijn:

Constante Waarde
pi 3.141592638
eulersnumber of en 2.718281828

Ondersteunde functies zijn:

Functie Omschrijving
sin( Arg1 ) geeft de Sinus van hoek Arg1 in graden terug
cos( Arg1 ) geeft de Cosinus van hoek Arg1 in graden terug
tan( Arg1 ) geeft de Tangens van hoek Arg1 in graden terug
arcsin( Arg1 ) geeft de hoek in graden terug van de ArcSinus van waarde Arg1
arccos( Arg1 ) geeft de hoek in graden terug van de Arccosinus van waarde Arg1
arctan( Arg1 ) geeft de hoek in graden terug van de ArcTangens van waarde Arg1
arctanxy( Arg1, Arg2 ) geeft de hoek in graden terug van de ArcTangens van Arg2 / Arg1
degtorad( Arg1 ) converteert hoek Arg1 in graden naar een hoek in radialen
radtodeg( Arg1 ) converteert hoek Arg1 in radialen naar een hoek in graden
sqr( Arg1 ) geeft het kwadraat terug van waarde Arg1
sqrt( Arg1 ) geeft de vierkantswortel terug van waarde Arg1
ln( Arg1 ) geeft de natuurlijke logaritme terug van waarde Arg1
log10( Arg1 ) geeft de 10logaritme terug van waarde Arg1
log2( Arg1 ) geeft de 2logaritme terug van waarde Arg1
logn( Arg1, Arg2 ) geeft de Arg1logaritme terug van waarde Arg2
exp( Arg1 ) geeft e (eulers getal) tot de macht Arg1 terug: eArg1
power( Arg1, Arg2 ) geeft Arg1 tot de macht Arg2 terug: Arg1Arg2
ceil( Arg1 ) geeft het dichtstbijzijnde gehele getal terug, groter of gelijk aan waarde Arg1
floor( Arg1 ) geeft het dichtstbijzijnde gehele getal terug, kleiner of gelijk aan waarde Arg1
round( Arg1 ) rond waarde Arg1 af
trunc( Arg1 ) geeft het gehele deel terug van het gebroken getal Arg1
mod( Arg1, Arg2 ) geeft de rest terug van de deling Arg1 gedeeld door Arg2
div( Arg1, Arg2 ) geeft het gehele deel terug de deling Arg1 gedeeld door Arg2

Elke expressie die is ingevuld wordt geëvalueerd door de software en de uitkomstwaarde wordt gebruikt. De expressie wordt bewaard, zodat deze later eenvoudig is aan te passen. De expressie wordt ook opgeslagen wanneer een setup in een .TPS-bestand wordt opgeslagen en opnieuw ingelezen als dat bestand later wordt geopend.